Verminderde zichtbaarheid
Verblinding ontstaat als een deel van het interieur merkbaar lichter is dan de lichtheid van de ruimte in het algemeen. De ogen worden in deze situatie blootgesteld aan sterker licht dan waar ze normaal op zijn ingesteld. De meest voorkomende oorzaken voor verblinding zijn armaturen en ramen die direct of via reflecties worden waargenomen in het normale gezichtsveld.
Ouderen hebben gewoonlijk meer last van verblinding dan jongeren. Dat komt m.n. door het feit dat de lens op oudere leeftijd vertroebelt, maar ook door een verminderd aanpassingsvermogen.
Verblinding kan worden opgedeeld in twee vormen: een verminderde zichtbaarheid en hinderlijke verblinding.
Verminderde zichtbaarheid en hinderlijke verblinding kunnen samen of apart van elkaar optreden.
Verminderde zichtbaarheid
Verminderde zichtbaarheid treedt gewoonlijk op als een object in de buurt van de normale kijkrichting een grotere helderheid of lichtsterkte heeft dan de rest in het gezichtsveld. Als een oog wordt blootgesteld aan storend, sterk licht, kan het aanpassingsvermogen van het oog negatief worden beïnvloed en zorgen voor een verslechtering van het zicht, zgn. contrastreductie.
Deze contrastreductie kan voldoende zijn om belangrijke details onzichtbaar te maken en op die manier het prestatievermogen voor de uitvoering van visuele taken te verminderen. Als de verblindende lichtbron direct in de zichtlijn schijnt, kan dat leiden tot merkbare nabeelden.
De meest voorkomende bron voor verminderde zichtbaarheid in huis zijn de zon en de lucht door het raam gezien of slecht afgeschermde lichtbronnen die direct of via reflectie zichtbaar zijn.
Verminderde zichtbaarheid moet derhalve worden voorkomen door lichtbronnen te gebruiken met goed afgeschermde armaturen (zie de tabel).
Kleinste afschermhoek voor de lichtsterkte van lichtbronnen
Lichtsterkte van de lichtbron [kcd/m²] |
Kleinste afschermhoek |
20 tot < 50 | 15° |
50 tot <500 | 20° |
≥ 500 | 30° |
De in de tabel genoemde waarden gelden niet voor armaturen met alleen indirect licht of armaturen die onder normale ooghoogte zijn gemonteerd.
Voor armaturen waarbij de lichtbron echter wordt afgeschermd via een of andere vorm van optica, geeft de norm in plaats daarvan waarden aan voor de maximale gemiddelde luminantie van 60-90 graden.